Column: De Voetballende Verdediger

MAANDAG, 16 JANUARI 2017, 15:43 - Libero
Anderlecht-Online No Image Found

WEBSITE - OPINIES

Hij stond bovenaan menig wenslijstje vorige zomer, toen de lezers van deze site de vraag voorgeschoteld kregen aan welk type speler Anderlecht volgens hen de grootste nood had: een voetballende verdediger.



De namen die bij de peiling uit de bus kwamen, kan ik me niet allemaal meer herinneren.  Lombaerts was erbij, geloof ik, en verder Pareja en Moisander.  Drie verdedigers die zeker de nodige ervaring zouden kunnen bijbrengen, maar die ook al een paar jaar over hun hoogtepunt heen zijn en wat snelheid missen, een risico al bij al voor een ploeg als Anderlecht die van nature graag op de helft van de tegenstander voetbalt en bijgevolg flink wat ruimte laat in de rug van de verdediging.
 
Voor zover ik me herinner, was het ook een stokpaardje, ja zelfs het dada bij uitstek van wijlen Constant Vanden Stock, die nooit zijn voorliefde wegstak voor dit type speler en er meer dan  eens de geldbuidel voor opentrok.
 
Zo was één van de eerste transfers onder zijn voorzitterschap die van Erwin Vandendaele (1974, van Brugge naar Anderlecht).  Maar hét schoolvoorbeeld van de voetballende verdediger was toch wel de Deen Morten Olsen, in 1980 weggehaald bij RWDM en van opleiding eigenlijk een middenvelder (net als Vandendaele overigens en de meeste andere voetballende verdedigers.) 
 
Olsen dirigeerde 6 jaar lang de Anderlechtverdediging, zijn voetballend vermogen, spelintelligentie en leiderschapskwaliteiten waren zonder weerga, maar ik herinner me ook dat we in zijn laatste seizoen redelijk kwetsbaar werden op de tegenaanval, omdat hij, 36 intussen, niet meer van de snelsten was.
 
Na het vertrek van Olsen in 1986 - en nadat ook Stéphane Demol in 1988 sneller dan verwacht andere oorden opzocht - is Vanden Stock jaren naéén op zoek geweest naar dat type verdediger.  Nochtans hadden we in die dagen echt beresterke verdedigers als Van Tiggelen, Keshi, Rutjes, Albert, maar dat waren in de ogen van Constant ausputzers, vrij vertaald opkuisers, geen voetballende verdedigers dus …  (een spijkerharde verdediger als Van Tiggelen, daar vond Constant niets aan, als er niet minstens ook een gentleman-verdediger ofte “seigneur” naast stond …)
 
In de jaren die volgden werden dan ook verschillende spelers aangetrokken waarvan gehoopt werd dat ze deze “leemte” zouden vullen:
 
Wim Kooiman werd gehaald bij Cercle Brugge, Jean-François De Sart bij Club Luik, en later ook nog Geoffrey Claeys (van Feyenoord).  Alle drie jongens die voetballend behoorlijk uit de voeten konden, maar die verdedigend eerder op flanellen benen liepen, waardoor geen van hen een onuitwisbare indruk maakte en ze uiteindelijk één voor één weer als relatieve miscasts de club verlieten.
 
Minder “miscast” was dan weer de betreurde Suad Katana (in 1996 gehaald bij Gent).  Katana was snel, balvast en kon ook meer dan behoorlijk uitvoetballen, maar was helaas positioneel minder sterk: hij miste al eens een interceptie en durfde wel eens los onder een hoge bal doorgaan, waardoor na verloop van tijd ook hij weer uit beeld verdween.
 
Onder Boskamp werd ook Marc Emmers een tijdje als libero uitgespeeld, een keuze die Constants openlijke zegen kreeg, maar door een zware knieblessure van de Limburger kwam ook daar snel een eind aan.  En een speciale vermelding is er tenslotte ook nog voor Enzo Scifo, die door coach René Vandereycken een paar keer op de libero-positie werd uitgeprobeerd, ook al zonder veel succes.
 
Uiteindelijk was het wachten tot 1998, ondertussen reeds onder het voorzitterschap van zoon Roger, toen met Lorenzo Staelens eindelijk nog eens verdediger werd gehaald die zowel solide verdedigde als rust uitstraalde aan de bal.

Maar misschien wel dé beste voetballende verdedigers die we ooit hadden, kwamen uiteindelijk uit de eigen jeugd.
Met op kop natuurlijk Vincent Kompany, die in 2003 op 17-jarige leeftijd in het eerste elftal debuteerde, maar helaas toen reeds erg blessuregevoelig was en uiteindelijk ook slechts drie seizoenen zou blijven.  Bovendien kreeg hij, zowel extern als intern, vaak ook flink wat kritiek te slikken, omdat hij zogezegd voetballend teveel risico’s nam, iets wat bij sommige puristen niet in goede aarde viel.

Later in datzelfde seizoen debuteerde met Anthony Vanden Borre (16 toen) nog een tweede leerling uit de eigen school, een jongen die uitvoetballen over de flank haast tot kunst verhief, maar die bij dezelfde vermaledijde puristen nog op minder genade kon rekenen dan zijn gabber Kompany, omdat zijn verdedigend werk, vooral op stilstaande fases, hen regelrecht de gordijnen injoeg… 
 
… Een kritiek die mij dan weer de gordijnen injoeg, temeer daar de opvolger van Vanden Borre op de rechtsachter, onze Pool en “living legend” Marcin Wasilewski, een verdediger van gepantserd staal die zelfs in het zwaarste weer overeind bleef, door alweer diezelfde puristen (theoretici, farizeeërs, stuurlui aan wal, vult u zelf maar aan, …) verweten werd nogal onbehouwen te zijn bij de opbouw over de flank …

Wat me doet verzuchten: wat is nu eigenlijk een goeie (voetballende) verdediger?
Misschien moet, voor een correcte discussie, het begrip “voetballende verdediger” eerst eens behoorlijk geijkt worden. 
 
Wie herinnert zich bijvoorbeeld nog Samuel Firmino de Jesus, kortweg Samuel,  de Braziliaan die in de zomer van 2011 bij Werder Bremen werd weggeplukt, vooral in de hoop om wat extra voetballend vermogen te injecteren in de defensie. 
Samuel liet zich inderdaad vlot in de combinatie betrekken, hij voetbalde gretig en stijlvol uit, was linksvoetig bovendien, maar liet verdedigend en positioneel al eens steken vallen, een euvel dat door de toenmalige coach Jacobs maar matig geapprecieerd werd, waardoor de arme drommel na amper een handvol matchen alweer volledig uit beeld verdween.
 
Wat me tot de volgende stelling brengt: mag van een verdediger bij Anderlecht verwacht worden dat hij zonder kak in de broek een pass over twintig meter kan geven, dan is het toch bovenal en in de eerste plaats van belang dat hij … goed verdedigt, nee? 
Nemen we daarom als tweede voorbeeld Roland Juhasz.  Was Juhasz een voetballende verdediger?  Ik denk het niet.  Was hij een goede verdediger?  Ik denk het wel. 
In het seizoen 2009/2010 bijvoorbeeld vormde hij samen met Ondrej Mazuch het centrale verdedigingsduo.  Met ook nog Deschacht op de linksachter kan je bezwaarlijk zeggen dat het in de verdediging overliep van voetballend vermogen.  (Al hadden we met Guillaume Gillet, die zowat het hele seizoen rechts achteraan depanneerde na de dubbele beenbreuk van Wasilewski, wel een gretig oprukkende rechtsachter.)
 
Toch speelden we toen een sterk seizoen, bekroond met een titel, en met Europees mooie prestaties na nieuwjaar tegen Bilbao en Hamburg.  En dat dus met een verdediging met relatief weinig voetballend vermogen. 
 
Voor een deel kwam dat omdat er toen met Biglia een middenvelder rondliep die altijd op de winkel paste, wat voor een zekere rust zorgde bij de verdedigers die met vertrouwen van achteruit konden opbouwen en verticaal meters konden maken, omdat ze zich verzekerd wisten van rugdekking door hun kapitein. 
 
Deels kwam het ook door het reeds aangehaalde  uitvallen vroeg in het seizoen van zowel Wasyl als Polak (op de 5de speeldag, in de beruchte thuismatch tegen Standard) waardoor niet alleen de lijnen in het team duidelijk werden, maar waardoor ook een zeer sterk samenhorigheidsgevoel ontstond, een beetje een wij-tegen-de-rest-gevoel, wat maakte dat we dat jaar een zeer hechte, op revanche beluste groep hadden die met een zelden geziene vastberadenheid vol voor de titel ging.
 
Misschien moeten we dus stellen dat een sterke teamspirit uiteindelijk even belangrijk is als het puur theoretische voetballende vermogen, en dat met een klassieke één-voor-allen-allen-voor-één-mentaliteit veel voetballende tekortkomingen verdoezeld kunnen worden?   
 
Omdat, zo zie ik het toch, hieruit namelijk voortvloeit dat spelers meestal met meer vertrouwen gaan voetballen en daardoor ook meer durf aan de dag leggen, wat maakt dat puur voetballend minder sterke types als een Juhasz of een Kara vlotjes meedraaien in het rondtikken van de bal en zonder angst verticaal inspelen.
 
Ik koos ook Juhasz als voorbeeld omdat hij een paar jaar later, in het seizoen 2012/2013 quasi niet meer in de ploeg kwam, daar de nieuwe trainer, John Van den Brom, die zwoer bij “voetballende verdedigers”, van oordeel was dat de Hongaar te zwak was in de opbouw.  Een hard verdict, in mijn ogen, voor een verdediger die jarenlang een rots in de branding was. 
 
Een beetje het kind met het badwater weggooien. Vooral daar (ironisch genoeg) nog eens een jaar of twee later niet naast de vaststelling gekeken kon worden dat we kwetsbaar waren geworden op stilstaande fases.  Niet onlogisch als je in de loop der jaren met spelers als Juhasz, maar ook Vandamme, Wasyl en Kanu, zonder verpinken een volwaardige luchtmacht uitwuift.
 
In het licht van de aldus ontstane verdedigende bloedarmoede (want ondertussen was met Chancel Mbemba ook onze laatste sterkhouder vertrokken) was de inkomende en fel gecontesteerde transfer van een oerverdediger als Kara Mbodj ook wel ergens begrijpelijk. 
 
Omwille van zijn voetballende beperkingen regende het een jaar lang in alle media (ook op dit forum) klachten aan zijn adres.  Deels terecht: hij stuntelde soms zo erg in de opbouw dat ook zijn verdedigend werk eronder leed en hij soms niet meer goed leek te weten waar te lopen. 
Kara werd al snel wijd en zijd bestempeld als een dure miskoop, hoongelach was andermaal ons deel, …
In zijn radiopraatje stelde Peter Vandenbempt met enige zin voor overdrijving dat de bewindslieden in de Genkse bestuurskamer na die transfer over de grond rolden van het lachen, een boutade die helaas door nogal wat mensen redelijk letterlijk geïnterpreteerd werd en zo een eigen leven is gaan leiden.  De waarheid is evenwel dat die 4 of 4,5 miljoen weliswaar geen koopje, maar ergens wel een marktconform transferbedrag was, en behoudens ongelukken of zware blessures zal Kara Anderlecht wellicht nog een behoorlijke stuiver opbrengen, naar alle waarschijnlijkheid zelfs in een redelijk nabije toekomst.
 
Maar goed, dat neemt niet weg dat we Kara bezwaarlijk als een voetballende verdediger kunnen bestempelen.  Alleen: is dat een probleem?  Ik ben steeds meer geneigd te denken van niet, want in het type-elftal zoals het eruit zag in de laatste weken van 2016, is Kara zonder meer een certitude, om niet te zeggen een sterkhouder.  En in de verdediging zoals die in die laatste matchen aan de aftrap kwam, is er om hem heen in principe voetballend vermogen in overvloed.  Met Obradovic en Najar hebben we twee vleugelbacks die op dat vlak van niemand lessen te krijgen hebben, en naast Kara loopt er met Nuytinck een jongen die (ik zet me nu al schrap) … eigenlijk vrij goed beantwoordt aan de definitie van de … voetballende verdediger.    
 
Nuytinck dus, voorwerp van heel wat kritiek, ik weet het, maar dat hij niet de kluns is waarvoor velen hem graag verslijten en een behoorlijk stukje kan uitvoetballen, demonstreerde hij ten overvloede in zijn eerste seizoen, toen nog onder Van den Brom, toen hij samen met Kouyaté een solide en complementair duo vormde, rust uitstraalde aan de bal, en mooi en verzorgd opbouwde van achteruit, vaak zelfs tot op de helft van de tegenstander.  Dat was in het seizoen 2012/2013, het seizoen dus waarin … Juhasz werd afgeserveerd.  Zo relatief is het allemaal … 
 
Laat Nuytinck een paar weken staan, zodat hij vertrouwen krijgt en er automatismen gecreëerd worden, en je hebt misschien niet de beste, maar wel een goeie defensie. 
Daarom denk ik dat, tenzij Anderlecht nog een topper van het kaliber Mbemba of Kouyaté aan de haak zou slaan, dat eventuele verdedigende versterkingen deze winter eerder versterkingen in de breedte zullen zijn, back-ups in geval van blessures, schorsingen, of afwezigheid wegens … Afrikaans interlandvoetbal … al vermoed ik dat niet iedereen het eens zal zijn met deze zienswijze … ?
 



Nieuwsreacties zijn tijdelijk niet beschikbaar. We werken aan een volledig nieuwe oplossing die spoedig beschikbaar zal worden gesteld.