Treur niet om Steven

DONDERDAG, 8 SEPTEMBER 2016, 11:59 - Libero
Anderlecht-Online No Image Found

TRANSFERS - OPINIES Op uitgaand vlak was de transfer van Steven Defour deze zomer die waarom het meest te doen was.  De mening overheerst dat zijn vertrek een gat slaat op het paars-witte middenveld en dat een deel van de supporters hierin schuld treft.  Een mening die Libero wel héél kort door de bocht vond.  Een paar kanttekeningen.

HET BIERINCIDENT

Voor een goed begrip, ik was er niet bij op Moeskroen, en bier gooien naar een speler verdient geen applaus.  Maar dit incident aanhalen als reden voor je vertrek, zoals Defour deed, is flauw, om niet te zeggen hypocriet : zonder het incident was Defour ook vertrokken, alleen kreeg hij na die bewuste match in Moeskroen het geknipte excuus om z’n vertrek in te dekken, zodat hij niet (opnieuw) een club moest verlaten als een dief in de nacht. 
 
Want laat ons wel wezen: bier over je heen krijgen is geen pretje, maar zo wereldschokkend erg is het nu ook weer niet.  Naar mijn weten zijn er ook in Moeskroen douches, en de truitjes worden na de match door de club zelf gewassen.  Er zijn ergere dingen, dunkt me.  Sven Nys was als veldrijder gigantisch populair, maar ook hij kreeg wel eens een pint over zich heen, en Froome kreeg in de Tour ooit zelfs urine over zich heen, … 
 
Voor zover ik me herinner werd Defour ook nooit noemenswaardig uitgefloten door het publiek, een “voorrecht” dat andere jongens (Gillet, Kanu, Odoi, om nog maar te zwijgen van Vanden Borre, …) wel genoten (een niet al te fraaie traditie overigens op Anderlecht, dat uitfluiten van eigen spelers, misschien voer voor een ander debat).  Maar Defour dus niet.
 
De enige echte “valse noot” die ik me herinner was bij de eerste match nadat hij getekend had, een verplaatsing waar hij naast Van Holsbeeck in de tribune zat.  Bij die match hing een spandoek achter het doel met het opschrift “Defour, once a zero, always a zero”, niet bepaald een warm welkom.   In zekere zin was dat spandoek stukken significanter dan het bierincident, in elk geval niet iets dat je snel even van je af kan wassen.  Waar je het bierincident nog kon afdoen als een op zichzelf staande actie van een driftkikker met een paar pinten teveel op, werd het spandoek vooraf gemaakt en wetens en willens naar het stadion meegebracht door supporters die zich goed bewust waren van hun statement.  En ik heb Defour toen niet horen zeggen dat hij asap weer weg wou.
 
Overigens was Defour zelf vanaf zijn eerste dag in paars-witte loondienst ook heel duidelijk: Anderlecht was een tussenstation in zijn loopbaan, hij besefte dat hij regelmatiger in de ploeg moest staan dan bij Porto als hij zijn plaats bij de Rode Duivels wou vrijwaren, en hij was ook zo eerlijk om van bij de aanvang te stellen dat het de bedoeling was om na twee jaar weer naar een grotere competitie te verhuizen … “reculer pour mieux sauter”, zoiets. De pint op Moeskroen die volgens hem “de druppel teveel” was, was dus uiteindelijk niet meer dan een drogreden.  De oproep van de voorzitter (steun hem!) klonk dan ook wat vreemd: een groot deel van de aanhang had hem al lang in het hart gesloten, maar liefde moet van twee kanten komen, en een echte “mauve” is Defour nooit geworden.
 

HET STANDARD-VERLEDEN

Ook heel kort door de bocht: de bewering dat een deel van de Anderlechtaanhang Defour zijn Standard-verleden nooit heeft kunnen vergeven. Bijna alle spelers hebben ooit ergens anders gespeeld: voor sommigen was dat bij Brugge (Rensenbrink, Vandereycken, Degryse, Staelens …) voor anderen bij Standard (Mornar, Jovanovic, Ezekiel,...)  Op zich heeft dat nooit voor problemen gezorgd, dus ook in het geval van Defour geldt: het loutere feit dat hij in het verleden voor Standard speelde, is niet de reden voor de rancune die nog leefde bij een deel van de supporters. 
 
Om die rancune te begrijpen, moeten we terug naar het jaar 2009, toen Anderlecht en Standard met een paar maanden tussentijd twee memorabele “clasico’s” haast letterlijk met elkaar uitvochten, en meer bepaald de hoofdrol die Steven Defour speelde in deze ontmoetingen.
 
Reeds in 2008 had Defour zich na de titelmatch in Luik een weinig sportieve winnaar getoond, met zijn legendarisch geworden woorden “Anderlecht heeft een grote mond, en wij hebben vandaag getoond dat ze hun mond moeten houden”.   Een niet al te snuggere uitspraak na een match waarin je pas de titel hebt veroverd, in elk geval weinig gentlemanlike, maar misschien nog af te doen als een jeugdzonde   …
 
… ware het niet dat Defour nadien volhardde in de boosheid.  Een jaar later (mei 2009) vond op Sclessin namelijk de tweede en beslissende testmatch om de titel plaats.  Voor wie het mocht vergeten zijn: het is de match waarin Wasilewski reeds vroeg in de match, na een elleboog van De Camargo, hevig bloedend naar de kant moest en vervolgens de rest van de match uitspeelde met een soort mutsje  op z’n hoofd, … waarin Bolat in de tweede helft Boussoufa het ziekenhuis inbeukte, … en waarin local hero Defour reeds in de eerste helft onbestraft met gestrekt been vol was ingegaan op het bovenbeen van Biglia.  Drie aanslagen die telkens donkerrood hadden verdiend, maar waar de rouches ongestraft mee weg kwamen.  Uiteindelijk eindigde de match zoals het in de sterren geschreven stond dat hij moest eindigen: de Luikenaars konden in eigen huis de titel vieren, Anderlecht kon afdruipen. 
 
Een verloren titel is nu ook weer niet het einde van de wereld, en zeven jaar later moet je dat in principe al ergens “een plaats hebben gegeven”, ware het niet dat, eind augustus van datzelfde jaar, Standard in Brussel op bezoek kwam in de nieuwe competitie…  Een ironische speling van de kalender, dé gelegenheid om revanche te nemen, denk je dan.  Maar vreemd genoeg was het vooral Standard dat op revanche belust leek: de Luikenaars leken enkel naar Brussel te zijn afgezakt om oorlog te voeren en vergelding te zoeken (vergelding waarvoor eigenlijk, vraag ik me nu nog af).  Wie er die zondagavond eind augustus bij was, zal het zich nog wel herinneren: de confrontatie had meer weg van een veldslag dan van een voetbalmatch. 
 
De avond is historisch geworden omwille van het zogenaamde “Witsel-incident”,  maar de dubbele open beenbreuk waarmee Wasilewski werd afgevoerd (en die het einde van diens carrière had kunnen betekenen) stond niet op zichzelf.  Ook Polak werd die avond vakkundig uit de match getrapt, en ook voor hem betekende dat “einde seizoen”.  Om maar te zeggen: de aanslag op Wasyl kwam niet toevallig uit de lucht vallen, in de Luikse kleedkamer was het een vooraf uitgemaakte zaak dat de Pool die avond de match niet zou uitspelen.  Het was alleen de ironie van het lot dat uitgerekend Witsel, de braafste jongen van de klas, “in de gelegenheid kwam” om z’n studs op het gestrekte been van Wasilewski te planten. 
 
Ook in deze match speelde Defour als kapitein andermaal een zeer twijfelachtige rol: in plaats van z’n manschappen te bedaren, hitste hij alles en iedereen nog wat meer op, met diep in de tweede helft als orgelpunt nog een aanslag op Boussoufa, die met de schrik vrijkwam maar voor hetzelfde geld naast Wasyl in de ambulance had kunnen gaan liggen.  En na de match kon hij het weer niet laten … gevraagd naar een reactie op “het incident”, stelde hij dat Wasilewski “het verdiend had”.
 
Ik heb nooit begrepen wat Defour bezielde, dat je wilt winnen, oké, dat je daarin ver wilt gaan, oké, dat je Anderlecht wilt kloppen, oké, dat je in het heetst van de strijd niet altijd je temperament in de hand hebt, oké, maar in dit geval was het er zó ver over, was de grens van het normale zóver overschreden, dat ik me afvroeg, en nog steeds afvraag: waarom?  Had hij een rekening te vereffenen met Anderlecht, was er ergens een trauma in zijn jeugd dat hieraan ten grondslag lag? Misschien was hij op school ooit gepest door een stel Anderlecht-supporters?  Of in een nationale jeugdselectie ooit uitgelachen door een paar spelers uit de Anderlecht-jeugd? … Wat was het?  Wie zal het zeggen?  In elk geval: hij leek Anderlecht als een persoonlijke vijand te beschouwen.
 
Dat hij jaren later, op een moment dat zijn carrière in het slop zit, uitgerekend bij Anderlecht de kans krijgt om die carrière een nieuw elan te geven, kan andermaal beschouwd worden als een gril van een wel zeer ironisch lot, maar ik vond het minstens toch een vreemde zet van het bestuur, dat met deze keuze een deel van de achterban wel erg expliciet tegen zich in het harnas joeg.
 
Al dacht ik tegelijk (met ondertussen toch een paar decennia supporterservaring op de teller) : het koelt wel zonder blazen, als we over een maand of tien de titel vieren, en Defour werpt zich op als de grote bezieler van het elftal, dan wordt hij misschien sneller dan je zou verwachten één van ons, een echte mauve, en dan vergeef je hem uiteindelijk dat verleden … Quod non, helaas, een titel heeft er nooit ingezeten, wat ons meteen tot het derde punt leidt:
 

DE SPORTIEVE BALANS

Ook hier is de stelling dat het vertrek van Defour een reuzegroot gat slat op het Anderlechtse middenveld in mijn ogen te kort door de bocht.
Dat gapende gat op het middenveld is er namelijk al drie jaar, sedert het vertrek van Lucas Biglia meer bepaald. 
 
Een vertrek waarop Anderlecht in eerste instantie geanticipeerd had door Lukas Marecek klaar te stomen, maar die viel te licht uit.  Toen ook duidelijk werd dat De Zeeuw noch Milivojevic de leemte kon opvullen, werden in 2014 uiteindelijk de grote middelen ingezet om Steven Defour te overhalen naar Brussel te komen (nadat een eerste toenadering in 2013 was afgeketst op een njet van Defour).  
 
En al had Defour dan technisch gesproken meer dan wie ook het profiel om de rol van Biglia over te nemen, zijn transfer had enkel geslaagd kunnen zijn - en het vele geld dat aan hem gespendeerd werd nuttig besteed -  als hij de rest van de ploeg beter had gemaakt.  Maar dat gebeurde niet, en vooral daarom kan zijn passage bij Anderlecht geen succes genoemd worden.   
 
Niet het eerste jaar, na afloop waarvan hij verklaarde er niet 100% voor geleefd te hebben.
En ook niet het tweede jaar, waarin hij andermaal (net als in het eerste) een vol karton (vaak onnodige) gele kaarten verzamelde, en al bij al ook weer iets te vaak sukkelde met allerlei kwaaltjes en blessures.
 
Pleitbezorgers van Defour roemden vooral zijn tomeloze inzet, zij zagen in hem de aanjager van de ploeg, de man die voorop ging in de strijd en vaak als eerste hoog druk ging zetten (ging jagen dus).  Helaas, Defour heeft fysiek gesproken niet het lichaam om elke wedstrijd 90 minuten te blijven draven, hij verzuurt te snel, en doseert daarbij ook nog eens onvoldoende, wat meteen de blessurelast verklaart waarmee hij maar bleef sukkelen: als hij al niet vervangen moest worden, deemsterde hij in de tweede helft te vaak weg, en met hem de rest van de ploeg, die na driekwart wedstrijd steevast inzakte als een slagroomtaart na een uurtje in de julizon. 
 
Het is een misvatting te denken dat de patron en aanjager van de ploeg ook zelf als eerste moet gaan jagen.  Hij moet bovenal de anderen om hem heen doen lopen, en zelf vooral leiding en rugdekking geven: in dienst spelen van het elftal, gaten dichten, steken oprapen, de match aanvoelen, anticiperen en vooruit denken, de angel halen uit de counter van de tegenpartij, schakelen en omschakelen, sober heersen op het middenveld, negentig minuten lang nuttig blijven, de stuurman zijn die waakt over de koers en het evenwicht, de verbindende schakel tussen de linies, kortom alles wat Biglia al die jaren was geweest: de kapitein van het schip, de bevelhebber aan boord.
 
In mijn ogen had Defour de man kunnen zijn die die rol op zich nam, in dat opzicht was hij niet miscast, maar het gebeurde niet, wellicht om velerlei redenen.  Vermoedelijk vooral omdat hij, meer dan het belang van het elftal, uiteindelijk vooral het belang van de eigen carrière voor ogen hield, een selectie bij de Duivels, een nieuwe transfer naar een grotere competitie, … Defour was doorgaans te veel bezig met zijn eigen match, en bekommerde zich te weinig om het team dat in meer dan één match een hulpeloze indruk gaf.  De patron die hij in Luik was, is hij bij ons nooit geworden.  Het vuur uit zijn Luikse periode ontbrak, de passie waarmee hij de rouches naar twee titels had geleid: Defour incarneerde Standard met elke vezel van zijn lichaam, hij wás Standard.
 
Wellicht ligt hier het grootste verschil met zijn passage bij Anderlecht: de beleving was niet dezelfde.  Anderlecht werd nooit meer dan een werkgever,  de relatie oversteeg nooit het contractuele.  Meer dan een milicien die zijn dienstplicht vervult, is Defour bij Anderlecht nooit geworden.
 
Tot slot: dit is enkel mijn visie.  Wie het ook zo ziet, kan hieronder zijn of haar mening kwijt.  Wie het niet helemaal, of helemaal niet zo ziet, natuurlijk ook!



Nieuwsreacties zijn tijdelijk niet beschikbaar. We werken aan een volledig nieuwe oplossing die spoedig beschikbaar zal worden gesteld.